Antipredatiegedrag bij waterjufferlarven uit verschillende predatoromgevingen Predatie speelt een belangrijke rol in het structureren van aquatische levensgemeenschappen. Zo zien we grote verschillen tussen gemeenschappen in visloze poelen, waar glazenmakerlarven de toppredators zijn, en gemeenschappen in visrijke poelen, waar zowel vissen als glazenmakerlarven (in mindere mate) als predators voorkomen, maar waarbij de vissen duidelijk de toppredators zijn. Deze verschillen zijn toe te schrijven aan de foerageerverschillen tussen de beide toppredators. Vissen zijn superieure predators in vergelijking met glazenmakerlarven, ze hebben een beter zicht en ze kunnen beter zwemmen dan glazenmakerlarven, waardoor bvb. wegvluchtgedrag bij aanvallen van glazenmakerlarven enkel een goeie strategie is voor prooien uit visloze poelen. Vandaar dat de prooien specifieke verdedigingsmiddelen zullen ontwikkelen tegenover beide predators waardoor ze vaak enkel in een bepaalde predatoromgeving kunnen voorkomen. We willen nu specifiek nagaan of het antipredatiegedrag van waterjufferlarven afhangt van de predators waarmee ze samenleven. We zullen de volgende antipredatiegedragingen bestuderen: activiteitsniveau met een opgesloten predator (glazenmakerlarve / vis), (wegvlucht)gedrag bij een vrije glazenmakerlarve en wegvluchtgedrag bij een gesimuleerde aanval. Dit doen we voor twee soorten waterjufferlarven uit visloze poelen, nl. E. cyathigerum en L. sponsa en voor twee soorten waterjufferlarven uit visrijke poelen nl. E. najas en P. pennipes. Uit de literatuurstudie zullen we zien dat reeds veel studies handelen over antipredatiegedragingen bij waterjufferlarven. Maar er is nog nooit een onderzoek uitgevoerd waarbij telkens de reacties van soorten uit verschillende genera uit één type poel (visloos / visrijk) werden getest op zowel vissen als glazenmakerlarven. Hierdoor krijgen we een idee over hoe predatie kan leiden tot convergente evolutie met betrekking tot antipredatiegedrag. Op basis van de foerageerverschillen van de toppredators kunnen we enkele verwachtingen opstellen i.v.m. hoe de antipredatiegedragingen, die we zullen bestuderen, zich zullen aanpassen aan hun predator waarmee ze samenleven. · Activiteitsniveau met een opgesloten predator Hypothese: Soorten hebben een adaptief activiteitsniveau in aan- en afwezigheid van predators in functie van de predator waarmee ze samenleven. Predicties: - Soorten die samenleven met vis zullen een lagere activiteit hebben dan soorten die niet samenleven met vis in afwezigheid van een predator. - Soorten die samenleven met vis en glazenmakerlarven laten hun activiteit dalen in aanwezigheid van beide predators. - Soorten die samenleven met enkel glazenmakerlarven laten hun activiteit alleen dalen in aanwezigheid van glazenmakerlarven en niet in aanwezigheid van vis. · Wegvluchtgedrag bij een aanval van een vrije glazenmakerlarve en bij een gesimuleerde aanval Hypothese: Soorten vertonen een adaptieve respons bij een aanval van een predator in functie van de predator waarmee ze samenleven. Predicties: - Soorten die samenleven met vis zullen bij een aanval van een glazenmakerlarve of bij een gesimuleerde aanval minder geneigd zijn om weg te zwemmen dan soorten die enkel samenleven met glazenmakerlarven. - Soorten die samenleven met vis hebben een kleinere kans om aanvallen van een glazenmakerlarve te overleven dan soorten die enkel samenleven met glazenmakerlarven. |